Geplaatst op zondag 06 oktober 2019 @ 19:43 , 1192 keer bekeken
Sommige mensen zijn gevoeliger dan anderen, en dan zijn er ook nog mensen die nóg gevoeliger zijn, bij wie de buitenwereld extra hard binnenkomt. Mensen die snel schrikken van hard geluid en fel licht, of die sociale situaties eng vinden en grote mensenmassa’s al helemaal, maar die ook extra genieten van de schoonheid in alles wat ze zien, horen, proeven: hoogsensitieve personen.
Hoogsensitiviteit is een term die veel mensen momenteel gretig omarmen, voor zichzelf of hun kinderen. Er verschijnen bijna maandelijks nieuwe zelfhulpboeken over. Die vertellen de verhalen van hoogsensitieve personen en geven tips over leven, liefde en werk. Bijvoorbeeld hoe je meer ‘bij jezelf kunt blijven’, jezelf kunt beschermen tegen te veel ‘prikkels’, je kunt voorbereiden op sociale bijeenkomsten of je intuïtie kunt leren gebruiken.
Mensen die zichzelf hoogsensitief noemen, raken relatief makkelijk moe, gestrest en angstig, maar de zelfhulpboeken benadrukken liever de positieve kant. „Het bijzondere vermogen van hoogsensitieve mensen om subtiliteiten waar te nemen, subtiele signalen op te vangen en intens te ervaren zijn zeer waardevolle instrumenten om tot je beschikking te hebben in je leven”, schrijft Carolina Bont bijvoorbeeld in Hoogsensitiviteit als kracht(2005), waarvan in augustus de grondig herziene 26ste druk verscheen. En in Hooggevoeligheid als kracht (2013) schrijft Marian van den Beuken: „Voor hooggevoelige mensen is het iedere keer een ontdekking dat ze anders in elkaar zitten dan anderen. [...] „Dat ze niet een lelijk eendje zijn, maar een prachtige zwaan.”
Opvallend is dat de zelfhulpboeken steevast geschreven zijn door mensen die zelf hoogsensitief zeggen te zijn. Voor mensen die zelf niet heel gevoelig zijn, maakt dat het nog makkelijker om hoogsensitiviteit belachelijk te maken als iets zieligs, narcistisch. En dat komt dan vast weer extra hard aan bij degenen die zichzelf hoogsensitief noemen. Maar bestáát hoogsensitiviteit eigenlijk wel, en wat is het dan precies?
Het is in elk geval geen psychiatrische aandoening; het staat niet in de psychiatrische handboeken. „Het is een persoonlijkheidskenmerk”, zegt Judith Homberg, hoogleraar neurowetenschappen aan de Radboud Universiteit. „Sommige mensen zijn gevoeliger voor allerlei stimuli uit hun omgeving, verwerken die dieper en hebben er sterkere emotionele reacties bij. Dat stelt hen in staat om meer details uit hun omgeving op te nemen en er met meer empathie op te reageren.” Is dat allemaal wetenschappelijk aangetoond? Homberg aarzelt. „Het onderzoek staat nog in de kinderschoenen”, zegt ze.
Dat blijkt ook uit het overzichtsartikel dat Homberg eerder dit jaar met collega’s samen publiceerde. Daarin hebben ze het bestaande onderzoek naar sensory processing sensitivity (de wetenschappelijke term voor hoogsensitiviteit) op een rijtje gezet en beschrijven ze vooral ook wat er nog gedaan moet worden. In populaire boeken lees je vaak dat de hersenen van hoogsensitieve personen anders functioneren, zegt Homberg. „Maar er zijn in totaal maar vijf studies met hersenscans gedaan, met relatief weinig proefpersonen, en dat wordt dan gepresenteerd als: zo zit het, hoor!”
In een van die onderzoeken werden bijvoorbeeld de hersenen van achttien studenten gescand terwijl ze het verschil zochten tussen twee zwart-witfoto’s waarvan er een gemanipuleerd was. Naarmate studenten hoger scoorden op een vragenlijst voor hoogsensitiviteit, deden ze er langer over om subtiele verschillen te benoemen en hadden ze daarbij meer activiteit in hersengebieden die met visuele informatieverwerking te maken hebben. De interpretatie is dan dat hoogsensitieve mensen trager reageren doordat ze informatie dieper verwerken, aldus Homberg. Al waren de antwoorden van de hoogsensitieve mensen niet vaker correct.
„Het concept is oorspronkelijk gebaseerd op interviews met mensen die zelf dachten dat ze hoogsensitief waren”, vertelt Homberg. Dat was ruim twintig jaar geleden. Toen sprak de Amerikaanse psycholoog en psychotherapeut Elaine Aron, die zichzelf ook hoogsensitief noemt, uitgebreid met 39 volwassenen (18-66 jaar) die hadden gereageerd op een oproep voor „zeer gevoelige mensen” die ofwel „heel introvert” waren, ofwel snel overweldigd door bijvoorbeeld lawaai of „beeldend of shockerend vermaak”.
Het concept is niet heel goed afgebakend, maar kan toch steunend zijn
Dirk De Wachter, psychiater
Samen met haar man, psycholoog Arthur Aron, destilleerde Elaine Aron uit die interviews de kenmerken van het nieuwe concept hoogsensitiviteit die het belangrijkste leken. En op basis daarvan publiceerden de Arons in 1997 een vragenlijst, de Highly Sensitive Person Scale, met 27 vragen, zoals: „raak je gemakkelijk overweldigd door zintuiglijke input?”, „heb je een rijk, complex innerlijk leven?”, „raak je diep geroerd door kunst of muziek?” en „schrik je snel?”. Deze vragenlijst wordt nog steeds in onderzoek gebruikt. En er wordt vaak gezegd dat je op basis ervan kunt concluderen dat ongeveer 20 procent van de mensen hoogsensitief is. Maar daar is niet echt goed bewijs voor.
In haar boek The Highly Sensitive Person: How to Thrive When the World Overwhelms You (1999) – het allereerste zelfhulpboek over hoogsensitiviteit, wereldwijd meer dan een miljoen exemplaren verkocht – geeft Elaine Aron drie redenen voor die 20 procent, die alledrie niet heel sterk wetenschappelijk onderbouwd zijn. In een telefonische enquête die ze onder 300 willekeurige mensen hield, noemde 20 procent zichzelf extreem of heel gevoelig. In een onderzoek van ontwikkelingspsycholoog Jerome Kagan reageerde 20 procent van de baby’s sterk op prikkels – maar onbekend is hoeveel daarvan zichzelf als volwassenen nog als hoogsensitief zagen. Tot slot schrijft Aron (zonder verdere onderbouwing) dat het evolutionair voordelig is in een hogere diersoort als 15 tot 20 procent goed oplet of er gevaar dreigt, of zorg nodig is, of er iets nieuws te eten is. „En nu zegt iedereen de twintig procent na”, zegt Homberg. „Maar hard bewijs is er niet.”
Misschien is wel bijna een derde van de mensen extra gevoelig, én bijna een derde juist nogal ongevoelig. Die driedeling rolde uit een statistisch model na onderzoek onder ruim duizend Amerikaanse psychologiestudenten. De auteurs noemen de hooggevoeligen orchideeën (die groeien heel goed in goede omstandigheden en heel slecht in slechte omstandigheden), de middengroep tulpen (een vrij algemene bloem) en de relatief ongevoeligen paardebloemen (want die groeien overal). Maar ook die driedeling moet nog in ander onderzoek bevestigd worden.
Wie er precies hoogsensitief is en wat dat betekent is dus nog niet goed wetenschappelijk onderzocht. Moeten we die term dan maar afschaffen of voorlopig negeren?
Nee, zegt Homberg. „Het is wel belangrijk om er onderzoek naar te doen.” Ze kent iemand die ten onrechte een autisme-diagnose en medicijnen kreeg, en vervolgens maatschappelijk in de problemen raakte, terwijl hij waarschijnlijk ‘alleen maar’ hoogsensitief was. „Mensen willen het graag omschrijven als kracht, maar het is gewoon een eigenschap die goed óf slecht kan uitpakken. Er zijn mensen die er echt last van hebben. Daarom is het belangrijk dat ook psychiaters, psychologen en huisartsen er kennis van krijgen, om mensen de juiste hulp te kunnen bieden.”
Niet afschaffen, zegt ook Dirk De Wachter, psychiater en hoogleraar aan de KU Leuven. Hij heeft wel meegemaakt dat patiënten zelf tegen hem zeiden dat ze hoogsensitief waren. „Het is waar dat het concept niet heel goed afgebakend is, maar als mensen zich erin herkennen, kan dat heel steunend zijn. Sommige mensen staan niet zo gemakkelijk in het leven, en voor een deel van hen is hoogsensitiviteit een term om dat te definiëren, een term die houvast biedt.” Daarbij helpt, zegt hij, dat het geen psychiatrische diagnose is. „Termen als borderline of depressie hebben een stigmatiserende bijklank. Maar hoogsensitiviteit heeft een gunstige klank, het heeft met empathie te maken. Ik zie mensen daar een stukje in thuiskomen en elkaar ontmoeten. Soms hebben mensen meer aan lotgenotencontact dan aan mijn ondersteunende praatjes, zeg ik heel eerlijk.”
Dat lotgenotencontact vinden mensen voor een deel in zelfhulpboeken van ervaringsdeskundigen. En dat is niet alleen bij hoogsensitiviteit zo, zegt De Wachter. „Er verschijnen heel veel boeken waarin mensen verhalen over hun eigen depressie, hun psychose, hun zoektocht in de psychiatrie beschrijven. We kunnen zelfs spreken van een nieuwe psychiatrische golf waarbij ervaringsdeskundigen steeds vaker worden ingeschakeld in de hulpverlening om mee te denken over de behandeling. Dat vind ik positief en bijna revolutionair. Hoogsensitiviteit is geen diagnose, maar ik denk wel dat het op deze golf meesurft.”
En waarom is hoogsensitiviteit juist nu zo populair, terwijl het begrip al twintig jaar bestaat? „Openhartig spreken over de eigen diepste gevoelens is echt iets van deze tijd”, zegt De Wachter. „En met de nieuwe media verspreidt zo’n fenomeen zich ook snel.” Bovendien, zegt Judith Homberg, lijken mensen tegenwoordig heel veel te moeten. „Misschien willen sommige mensen zich afzetten tegen een maatschappij waarin ze te weinig tijd hebben om echt mens te zijn.”
Zijn de beide hoogleraren zelf eigenlijk hoogsensitief? „Sommige mensen in mijn omgeving zeggen van wel”, zegt Homberg, „maar volgens mij is het niet zo zwart-wit.” De Wachter gelooft niet dat hij hoogsensitief is: „Ik hoop dat ik een gevoelig mens ben, maar hoogsensitiviteit zou voor een psychiater heel moeilijk zijn. Ik moet me niet verliezen in het leed van de medemens, ik moet dat afgrenzen.”
Bon: Ellen de Bruin, nrc.nl, "Het is nog weinig onderzocht, wat weten we van hoogsensitiviteit?", 3 oktober 2019.
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: