Geplaatst op maandag 06 augustus 2012 @ 21:58 , 3270 keer bekeken
Ik krijg nogal eens vragen over de relatie tussen klachten tengevolge van trauma en hooggevoeligheidsklachten. Ik vind het een belangrijke vraag en tegelijkertijd ook iets van de orde van de kip of het ei.
Ik denk dat de klachten van hooggevoelige mensen die chronisch overprikkeld en overbelast zijn, vaak overeenkomen met traumaklachten. Ik wil niet op de stoel van een psychiater gaan zitten, maar ik vraag me wel eens af of op chronisch zwaar overbelaste HSP’s niet vaak de diagnose posttraumatische stressstoornis van toepassing is. Alleen is het trauma dan niet een aan te wijzen gruwelijke gebeurtenis maar een langdurig blootstaan aan overbelasting van het kwetsbare zenuwstelsel door heftige prikkels van grovere aard, zoals lawaai, drukte, ruwe bejegeningen, negativiteit, een te grote diversiteit aan signalen als negatieve stemmingen, dubbele boodschappen, stress, te fel of te weinig licht, bepaalde voedingsmiddelen, medicijnen, geuren.
In therapie wordt vaak naar oorzaken van ‘het trauma’ gezocht. De cliënt is zelf ook al eindeloos bezig geweest, oorzaken te zoeken voor de klachten. Er wordt dan niets gevonden wat een trauma kon veroorzaken. Maar het trauma zit in de directe leefomgeving en die is voor HSP’s zo gewoon – ze hebben er immers vanaf hun babytijd in geleefd – dat ze niet weten dat er ook andere leefomstandigheden bestaan. Ze zijn als vissen die in vervuild water leven en zich afvragen wat ze toch verkeerd hebben gedaan of wat ze toch verdrongen hebben dat ze zoveel klachten hebben.
Als ik naar mijn eigen geschiedenis kijk: ik heb zelf vaak allerlei klachten van cliënten met een verleden van seksueel misbruik in mezelf herkend, terwijl zoiets voor zover ik weet, in mijn leven nooit heeft plaatsgevonden. Ik denk wel dat er stelselmatig inbreuk is gemaakt op mijn grenzen en mijn persoonlijke integriteit. Achteraf zie ik dat mijn ouders en mijn oudste zus behoorlijk getraumatiseerd waren door de oorlog. Ze waren niet in staat, een gezonde leefomgeving te creëren voor de jongere kinderen. Ik ben er uiteindelijk behoorlijk bovenuit gegroeid, maar heb toch nog steeds momenten waarop ik weer overvallen word door ‘onverklaarbare ‘ klachten, die ik dan maar weer toeschrijf aan mijn ‘bagage’. Niet aan het feit dat ik hooggevoelig ben, wel aan het feit dat ik in een omgeving ben opgegroeid die met name voor een HSP heel ongezond was. Elke keer als ik een nieuw veld van groei in stap, lijken deze klachten opnieuw geactiveerd te worden. Dit lijkt dan misschien even een terugval, maar ze blijken wel steeds sneller te verdwijnen.
Ik denk dat juist hoogsensitieve mensen die in een getraumatiseerde omgeving zijn opgegroeid vaak dragers zijn van het leed van de ouders en voorouders. Ze zijn grenzeloos en staan veel te ver open doordat ze van baby af aan hun antennes gericht hebben op het leed van de ouders. Baby’s doen niets liever dan hun ouders plezieren en blij maken. Zie het bekende boek Het drama van het begaafde kind [1]van Alice Miller; ik krijg steeds meer het idee dat de schrijfster met het begaafde kind het gevoelsbegaafde, het hoogsensitieve kind bedoelt. Sinds ik kleinkinderen heb en baby’s van dichtbij in hun omgeving observeer met de kennis en ervaring die ik nu heb, vind ik het schokkend te zien hoezeer volwassenen bezig zijn, naar de gunst van een baby te dingen. Ze willen bijna allemaal voortdurend dat de baby tegen hen lacht. Alsof een baby nooit eens iets anders te doen heeft. Deze volwassenen zijn niet bezig, de baby aandacht te geven, nee, ze willen zelf de aandacht van de baby. Het is voor mij af en toe bizar om te zien maar het wordt wel normaal geacht. Ik weet heel goed hoe helend de intimiteit met een baby kan werken. Maar lang niet alle volwassenen weten daarbij een gezonde afstand in acht te nemen, zodat de baby er vooral voor zichzelf kan zijn. Volwassenen hebben vaak geen idee dat ze in dit opzicht beschermers zouden moeten zijn en zeker voor hoogsensitieve baby’s.
Volgens Indra T. Preiss[2], die veel met hoogsensitieve mensen werkt in familieopstellingen, gaat het hoogsensitieve kind als er problemen zijn in de familie, bijvoorbeeld langdurige spanningen in de relatie van de ouders, zijn gevoeligheid gebruiken om de ouders te ‘helpen’, te ‘bemiddelen’, door ‘bondgenoot’ van een van de ouders te worden of juist de ouders van hun problemen af te leiden door bijvoorbeeld ziek te worden of zich lastig te gaan gedragen. Wat het kind ook doet, het krijgt het zwaar, doordat het eigenlijk de problematiek van de volwassenen op zich neemt en niet meer voluit kind kan zijn.
Wat daar naar mijn idee nog bij komt, is dat het vaak beloond wordt voor meegaand of ondersteunend gedrag naar de ouders, terwijl geen volwassene ziet dat het kind tegen zijn eigen kinderlijke aard in aan het gaan is. Ook hier ontbeert het kind de bescherming van volwassenen in zijn omgeving en het ontwikkelt dan ook een overtuiging dat het verantwoordelijk is voor het welzijn van anderen en dat er niemand is die zijn wezenlijke wel-zijn in de gaten houdt. Dit wordt dan de ‘natuurlijke’ gang van zaken. Veel hoogsensitieve mensen krijgen hier pas in de loop van hun volwassen leven zicht op.
‘Juist omdat HSP’s enorm gevoelig zijn voor het leed van anderen, zijn zij bijna automatisch de meest belaste personen van heel het familiesysteem’, zegt Indra T. Preiss. Nog lastiger wordt het voor het gevoelige kind als er in vroegere generatie van zijn familie een onverwerkt trauma speelt. Dat kan bijvoorbeeld het oorlogsverleden van de grootvader zijn, de aan wiegendood gestorven tante of de vroeg gestorven vader van de moeder . Het hoog sensitieve kind pikt de verstoring op en draagt die onbewust met zich mee, soms met gevolgen als depressie, concentratieproblemen of ziekte. De latere volwassene, voelt dan een zware emotionele last op zijn schouders of is gewoon niet gelukkig. Door deze grote belasting wordt hooggevoeligheid eerder als vloek dan als zegen ervaren.
Kortom, trauma en hooggevoeligheid kunnen erg met elkaar verweven zijn. Als je mensen hier in begeleidt, maakt het eigenlijk niet uit van welk vertrekpunt je start. Iedere hulpvraag waar een cliënt mee komt, is prima. Als je het een aanstipt, komt het ander meteen mee.
Persoonlijk vind ik het niet zo belangrijk om in het begin al meteen te weten wat precies de oorzaak is. Ik werk zelf liever visiegericht dan probleemgericht. Ik bedoel daarmee dat ik, als een cliënt een probleem schetst, ik op zoek ga naar het verlangen dat onder dat probleem ligt. Daarmee is het probleem niet onmiddellijk opgelost, maar de cliënt wordt al wel blij van het beeld dat opgeroepen wordt: datgene waar hij of zij naar toe wil. Hier wordt het contact met de bron, de heelheid gemaakt en wordt de helende vibratie geactiveerd. Datgene waar je energie aan geeft, wordt versterkt. Geef je energie aan angst, dan versterk je de angst. Besteed je voortdurend aandacht aan boosheid of wrok, dan versterk je die. Help je de cliënt dus een beeld te scheppen van degene die hij of zij werkelijk van binnenuit is en wil zijn en besteedt deze daar ook dagelijks aandacht aan, dan wordt stap voor stap die positieve energie versterkt. Dat brengt het doel steeds dichterbij. En onderweg daarheen komt er als vanzelf meer inzicht in de oorzaak van het probleem.
Marian van den Beuken